Het is een snikhete middag in juni en ik duw een Ierse Currach op een karretje over de smalle Gennerdijk bij Hasselt: niet bepaald de ruige Ierse kusten van haar roots, maar zeker niet minder prachtig. Beneden in de velden zijn zware tractoren bezig met maai- en keerwerk en bovenop de dijk worstelen naamgenoot Aart en ik met de zwarte boot op het wagentje en met het ongemak van de tegemoetkomende en passerende wind-mee-motorfietsers, steevast met zijn tweeën, en veelal niet meer helemaal zadelvast.
Enkele uren eerder was ik, op het heetst van de dag, door de hitte, zelf bijna van het OV- fietszadel glijdend, over de zelfde Gennerdijk onderweg naar mijn afspraak met Aart om zijn in de achtertuin gebouwde Ierse huidenboot te komen bewonderen.
Ik wist natuurlijk al dat mensen die Aart heten uitstekend gezelschap zijn, en ook deze stelde niet teleur. Binnen luttele minuten zaten twee Aarten en Ciel, de vrouw van de oudste, aan de tuintafel onder de boom het wordingsproces van de naast de oprit opgelegde exoot te bespreken. Ik had me natuurlijk al wat ingelezen in de algemene historie van de Currach, al is daar in wezen net zo min sprake van als van een algemene historie van het traditionele Nederlandse zeilschip. Al gauw werd ik geconfronteerd met een vuistdik boekwerk, getiteld Traditional boats of Ireland, met daarin beschrijvingen en foto’s van eindeloos veel meer verschillende typen Ierse currachs dan ik tijdens mijn oriënterend surfen op het web had gevonden.
Hoe eindeloos veel varianten er ook zijn, de basis van het ontwerp is in ieder geval talloos veel eeuwen ouder dan de weg naar Rome en werd en wordt nog steeds overal op aarde gebruikt. Van Groenland, waar hij umiak wordt genoemd, tot Bretagne en Wales, waar hij coracle heet. Het idee achter deze neolithische oercurrach is simpel: een enkele dierenhuid, met vet waterdicht gemaakt, gespannen over een raamwerk van takken en twijgen en je hebt in no time een prima visboot. Voor de verder doorgeëvolueerde versies van de Currach geldt hetzelfde: een eenvoudige constructie, licht, vlotgaand en ondiep, eenvoudig te tillen en in geval van schade ook snel te repareren. Geen brede spiegels, dubbele roeren, schuifluik voor de bijboot, 24-voltsankerlier, CE-keurmerk en stahoogte; maar het drijft, roeit of peddelt als de brandweer en kan, mits de juiste heilige zich aan boord bevindt, prima de oceaan op voor een zoektocht naar het paradijs.
Heilige Brandaan
Die heilige was in dit specifieke geval Sint Brandaan, ook wel De Zeevaarder genoemd, die volgens de legende in de zesde eeuw met een wat grotere tweemastcurrach op zoek ging naar de waarheid en het paradijs. Hij vond beide. De waarheid in de vorm van vissen met een heel bos op hun rug, Judas Iskariot die ’s zondags vrij kreeg van zijn eeu- wige verblijf in de hel en dan op een rotseiland, half bevroren, half in brand, naar Studio Sport mocht kijken, zeemonsters in allerlei gedaanten, een eiland dat hij het vogelparadijs noemde en talloze andere eilanden. Een ervan zou als St. Brandaanseiland nog lange tijd op de betere zeekaarten belanden, zij het vaak op verschillende posities.