De ultieme nachtmerrie is natuurlijk kwijt. Dat doen we door de halfwinder eerst om op lagerwal af te stuiven met toenemende wind en niet genoeg bemanning aan boord om de halfwinder te strijken; angstbeelden van zeilers die worden meegesleurd door het wild slaande monster of een zeil dat de boot langzaam omtrekt. Zo heet wordt de soep gelukkig niet vaak gege- ten. Maar de kwestie ‘het zetten zal nog wel gaan, maar krijg ik ‘m er ook weer vanaf?’, zal voor veel schippers een reden zijn om de halfwinder bij harde wind in het vooronder te laten liggen.
‘Zonder halfwinder zou ik het maar saai vinden’, zegt Erik Hermans, schipper van de kampioensaak ZA1. ‘Die grote “paraplu” verschaft toch een extra dimensie aan het zeilen.’ Hij wisselde zijn in 1901 gebouwde VB aak LE21 in 2001 in voor een gloednieuwe VA-klasse visserman en was nauw betrokken bij de ontwikkeling van deze race-aak. Erik deelt graag de fijne kneepjes van het halfwinder-zeilen.
Hoe krijg ik ‘m eraf
Laten we eerst maar eens kijken naar de meest prangende vraag ‘Hoe krijg ik ‘m weer naar beneden?’ Laten we eens kijken hoe we de halfwinder het best kunnen strijken. Om effectief te zijn is het zeil op drie punten verbonden met het schip. In de top van de mast, aan de kluiverboom en met de schoot. Die effectiviteit willen we bij het strijken juist los te gooien van de top van de kluiverboom. Bij Erik Hermans gebeurt dat door de halslijn, die door een blok voorop de boegspriet loopt, los te gooien. ‘Dat gebeurt vanaf het voordek. De halfwinder waait vervolgens weg en komt in de luwte van het grootzeil.’