We zijn onderweg met onze boottrailer achter ons aan als plotseling de snelweg van de wereld lijkt af te kieperen. In de verte geen droge bergen meer, nee, er ontvouwt zich een betoverend beeld. Met iedere lus in de weg dalen we verder af naar de Dalmatische kust. Enkele uren later wiegt onze Lillen zachtjes aan een mooring in de Adriatische Zee. Het kristalheldere water kabbelt tegen de rotsoevers met steile, beboste hellingen. ‘Voor uw trailer en de auto weet ik wel een plekje’, zegt de havenmeester met een geheimzinnig glimlach. ‘Hier is het’, zegt hij als we er samen heenrijden. Langzaam komt de zware rolpoort in beweging. Een camera draait naar ons toe en bespiedt ons. Als een gevangenis wordt het terrein van de lokale busmaatschappij bewaakt. En nu het belangrijkste nog, zeg ik tegen Philien, terwijl ik de scheepsdocumenten pak. Met een zwaai vliegt de deur open van de Lucka Capatanija. Of ik wil wachten, zegt een strenge beambte, terwijl hij zijn pet opzet. De deur knalt weer dicht. Daar sta ik dan. Na een kwartier wachten sta ik er nog, maar ik heb geen keuze. We hebben nu eenmaal een vergunning nodig om hier te kunnen varen.
Goochelbedrijf
De stilte wordt doorbroken door een bureaulade die wordt dichtgeschoven en dan hoor ik knerpende voetstappen naderbij komen. ‘Wat wilt u?’ zegt hij met een norse stem. Terwijl ik mijn pet afzet loop ik naar zijn bureau. Als een speurhond gaat hij door mijn papieren als ik die over zijn bureau uitstrooi. Als kanonskogels vuurt hij vragen op me af. ‘Het registratienummer staat op uw boeg?’ vraagt hij dwingend, terwijl hij wijst naar het kadastrale nummer. Dit nummer staat zeker niet op onze boeg, maar zit ergens diep verborgen in de boot. Eh, ja antwoord ik bedremmeld. Even kijkt hij me aan. Zijn toon wordt wat vriendelijker als blijkt dat hij moeite heeft met het lezen van mijn documenten. Hij rommelt wat in een laatje, waar hij plotseling een vergrootglas uit tevoorschijn tovert.
‘79 voet?’ vraagt hij terwijl hij zijn vergrootglas probeert te focussen.
‘Eh, 19 voet meneer’, zeg ik vriendelijk.
Na eindeloos geritsel met documenten, pakt hij plotseling zijn stempeldoos. Dat is dan 159 kuna. Ik betaal hem 200 kuna waarna hij mij uitgeleide doet, en het document samen met het wisselgeld in mijn handen duwt. Verbijsterd staar ik naar de stuiver in mijn handpalm als ik buiten sta. Maar het was toch geen 195 kuna? Nee, zeker niet, maar deze beambte heeft blijkbaar zijn eigen goochelbedrijfje.
Zwarte lucht
Vanmorgen, toen we vertrokken uit Omišalj, was de zee als een spiegel en de hemel voorspelde een prachtige zomerdag. Maar toen we eenmaal op de Ryeka Zaljev voeren, bleek dit een loze belofte. Het eerste zuchtje wind wist zich nauwelijks te beheersen. Al snel moesten we de zeilen reven. Boven de hoge bergen van Istrië betrok de hemel en de zwarte lucht voorspelde niet veel goeds. Nu kletteren de eerste druppels op dek. Tijd voor plan B, want Krk stad zit er niet meer in vandaag. Met een ruime wind koersen we op het minihaventje van Porat af. ‘Had u dan gereserveerd? vraagt de inmiddels opgetrommelde havenmeester. Nee, we zijn vanwege het slechte weer naar binnen gevlucht. De havenmeester belt met zijn college in Malinska. ‘Daar bij die toren onderaan de bergen’, zegt hij al wijzend naar de overzijde van de baai. Met een knoop in onze maag verlaten we de havenhoofden van Porat. De zee is ruw, maar de bestemming ligt gelukkig van de wind af. Met alleen een paar meter genua surfen we over opgejaagde golven. Het log komt boven de 7 knopen. Benauwd kijken we achterom. Gelukkig lijkt de bui niet door te zetten maar Malinska komt razendsnel dichterbij.