Zeilers in de Zachte Bed race weten dat ze hun bed maar weinig zullen zien in de 72 uur die de wedstrijd met hindernissen duurt. De race is vernoemd naar een van de zestien opdrachten verspreid over de Wadden: het Zachte Bed is een zanderig stuk Wad waar het flink stroomt. Aan de zeilers de uitdaging om hun weg te vinden op een zelf berekende, op stroom gecorrigeerde koers. Boeien verdwijnen al snel uit het zicht en de kompasroos is dan het enige houvast, dus de koers móet kloppen. Wie zich per ongeluk vast vaart heeft pech; de motor aanzetten betekent diskwalificatie. De zeilers zijn constant aan het rekenen welke routes ze over de wantijen kunnen volgen met in het achterhoofd de windrichting en -sterkte, stroomrichting en opkomend en vallend water.
Roptazijl
Het is half vier in de eerste nacht van de race. ‘Dit is zwémwater!’ roept Emiel verontwaardigd als hij de peilstok diep in het zwarte water steekt. ‘Oké, nog niet overboord gaan dan, sorry’, klinkt het lachend aan dek. We proberen het silhouet van de grijze Waddendijk te naderen op een van de meest verlaten plekken van ons land, ten noordoosten van Harlingen. Ooit stond hier het forse gemaal Roptazijl op de zeedijk en lagen er schepen. Nu zijn er alleen twee kleine dammetjes en een elektrisch gemaal. Boven op de uitlaat staat een hek. Emiel is aangewezen om wadend naar de kant te lopen om daar een plastic vlaggetje op te hangen; het bewijs dat we er geweest zijn. Maar voorlopig is het nog veel te diep om te waden.
Natuurlijk was het beter geweest om deze opdracht bij daglicht te doen. Bovendien zijn we te laat, het is al hoog water geweest. Vastlopen bij afgaand tij betekent dat het schip pas over twaalf uur weer loskomt als het water weer gaat stijgen; zeker zo kort na hoogwater zouden we bijna een hele tij-cyclus moeten wachten. Geen fijn vooruitzicht zo vroeg in de race.
Maar de opdracht is aan hogerwal en het schip gaat eerder te langzaam dan te snel. Pas vlak voor de dijk voelt Jantien grond met de lange vaarboom. ‘Grond!’, en meteen daarop: ‘Heel diep! Afvallen, snelheid maken en nu lang doorvaren’, coacht ze Gine aan het roer. Maarten is bij Emiel op het voordek: ‘Bij de boeg en dan springen’. Emiel weet het nog niet. Omdat het nacht is houdt hij z’n zwemvest aan. We willen hem niet kwijtraken in het donkere water. Maar het vest moet zich ook niet opblazen tijdens het lopen naar de kant. Dan klinkt er opeens een plons, gespetter en dan een triomfantelijke ‘Yes!’ Rennend verdwijnt de stoere teamgenoot in het donker.