Dat doen we aan de hand van gesprekken met de in 2016 overleden Koos de Jong die door Hajo Olij werd geïnterviewd terwijl Wim de Bruijn de huidige eigenaar, Riemer Halberts- ma, sprak die al vier jaar elke vrije minuut aan zijn schip besteedt. Hajo weet nog goed hoe hij in het Reitdiep, op weg van Groningen naar Zoutkamp, in het riet bij Schaphalsterzijl een oude verwaarloosde tjalk zag liggen. Die had een prachtige volle kop en achterop een pavil- joen. In de kont leken wel S-spanten te zitten, dit moest een geweldig zeilschip zijn geweest! De dekken, de den, alles zat onder de roest, maar het ijzer leek wel nieuw, nog niet veel jaren geleden gelegd. Op het voordek lag een pas geklonken luikje naar het vooronder, hier werd dus nog gewerkt!
Hajo vertelt: ‘Uit de richting van Winsum kwam een Reliant, zo’n oldtimer met slechts drie wielen, aantuffen. Een forse, baardige man stapte aan boord en de gebruikelijke begroeting volgde: ‘Hé, wat moet dat hier! Je kan toch niet zomaar…!’ Ik schoot in de lach, want dit was Koos de Jong en dan moest deze tjalk De Vrouw Tjitsche zijn!’ Koos bleek een makkelijke verteller én een wandelende encyclopedie. Hij vertelde: ‘In 1901 liet schipper Huite Tuininga uit Bolsward deze paviljoentjalk bij scheepswerf Croles bouwen. Gelijk als motor-zeilschip, met schroefraam en met gepiekte kont voor goede watertoevoer naar de schroef én als beurtschip met brede gangboorden en een stalen luikenkap, die geschikt was voor de deklading.’
Scheepswerf Coles in IJlst
Croles was een bekende scheepstimmerwerf. Al in 1753 begon Jelle Pieters Coles aan de Geeuwkade in IJlst houten kof- en tjalkschepen en schuiten (skûtsjes) te bouwen en in 1790 ook een palingaak. De nakomelingen, veelal Jelle Jelles Croles geheten, zetten het bedrijf voort. Ze stonden ook landelijk bekend als “doorkundig en zeer bekwaam”. De werf verhuisde naar de Zevenpelsen en al in 1895, vroeg voor Friesland, begonnen ze in ijzer te bouwen. Voor de Lemster visser Siemen Spaan werd hier al in 1898 voor het eerst een ijzeren botaak geklonken. Er gingen jaarlijks ongeveer zes skûtsjes te water, butsekoppen, wat stomp en vol in de kop. Maar ook snelle tjalken met zuivere S-spanten in de kont, zoals deze De Vrouw Tjitsche.
Beurtdienst Bolsward-Amsterdam
Al in 1903 neemt Jurjen Koch de tjalk over inclusief de bijbehorende beurtdienst Bolsward-Amsterdam. Er stond net een petroleum hulpmotor van 25 pk in, maar het zeiltuig was er ook nog, want op de Zuiderzee werd gezeild. De luikenkap begon voor het paviljoen en kon tot aan de mast worden opengelegd voor het laden van stukgoed. Bij de bouw waren de knieën tussen gangboord en romp zo klein mogelijk te houden, zodat kisten en dozen zo hoog mogelijk tegen de huid gestapeld konden worden.
Schipper en knecht moesten zelf de kisten, vaten en pakketten aan boord sjouwen, maar ook het vee. Een paard bracht Fl. 2,50 op, een gans slechts een dubbeltje. Ook passagiers gingen mee, in het ruim voor Fl. 0,60, of op een bank in het paviljoen bij de kachel voor Fl. 0,90. Militairen, arme reizigers en kinderen betaalden half geld. Was het ruim vol, dan werd wel eens een schaap in het paviljoen gestald.