Voorzichtig varen we over het miniatuurkanaal van Finow, want de ondiepe bodem staat vol met waterplanten. In Eberswalde neemt de sluiswachter de voorlijn van Philien aan. Hij draagt een strooien hoed. Ieder jaar kijkt hij er weer naar uit, vertelt hij, naar zijn zomerbaantje als sluiswachter. ‘Kein Büro’, besluit hij, met een dromerige lach op zijn gebruinde gezicht. De talloze zonnige warme dagen raken maar niet op. Bij een kano-camping, een overblijfsel uit de DDR-tijd, wil een gezin juist gaan zwemmen, de hond zwemt blaffend naar ons toe. Op de oever een handvol canvas vouwkano’s en tussen de bomen eenvoudige tentjes. De zon begint te zakken het wordt tijd om een heenkomen te zoeken. We hebben onze zinnen gezet op de Messingwerkhaven. Om een hoek, verscholen tussen de bomen, ligt een grote gietijzeren boogbrug. Aarzelend varen we er onderdoor en zo komen we uit op verlaten water. Rondom het dromerige haventje staan wat vervallen kleine fabrieken. Behalve een steiger zijn er totaal geen voorzieningen en daar hadden we wel op gerekend.
Direct ga ik op onderzoek uit, want we hebben dringend water nodig. De kanovereniging aan de overzijde zal vast wel een kraan hebben, maar er is geen hond te bekennen en op de toegangshekken zitten dikke sloten. Ik hoor het gorgelende geluid van onze waterpomp. ‘Zon-der water kan ik echt geen eten koken’, roept Philien ten overvloede. Ik schiet snel in mijn zwembroek en met de jerrycan boven mijn hoofd glij ik in het donkere havenwater. Even later sluip ik over het terrein van de kanovereniging op zoek naar een kraan. ‘Wat heb je nu weer uitgevreten?’, vraagt Philien lachend, als ik met de buit kom aanzwemmen.
Bakstenen
‘Ach so, ein Segelboot. Wo kommen sie denn her?’ We zijn zojuist aangekomen in Zehdenick aan de Havel. We vertellen de havenmeester over onze tocht vanaf de Oostzee, over de Oder en het Finowkanaal en dat we onderweg zijn naar de meren. ‘Ah ganz toll!’ Hij neemt de tijd voor ons en vertelt over de rivier de Havel, waar rond 1900 een grote baksteenindustrie was. Hier werden de stenen geproduceerd voor de bouw van Hamburg en Berlijn. ‘Kijk maar in het scheepvaartmuseum, daar zie je de schepen uit die tijd.’ Onderwijl laat hij ons zijn mooie haven zien, net als het luxe sanitair. Tevreden kijkt hij toe als we op zijn mooiste plekje aan de rivier afmeren. Voordat we de stad ingaan, moet er eerst worden gedoucht, want zo’n buitenkansje, moet je direct verzilveren volgens Philien. Die bakstenenhandel heeft Zehdenick overigens geen windeieren gelegd. De negentiende-eeuwse villa’s met hun talloze sierlijke torentjes en golvende leien daken lijken weggelopen uit een sprookjesboek.