Het moet ongeveer zo zijn gegaan: in het vroege voorjaar van 1953 kwam een enthousiaste jongeman op bezoek bij Jan Loeff, de hoofdredacteur van de Waterkampioen. De man stelde zich voor als Robbert Das en haalde een tekening uit een grote map die hij onder zijn arm had. Ook haalde hij een paar velletjes tevoorschijn waarop hij een artikel had getypt. Geestdriftig begon hij te vertellen. Minzaam knikte Loeff en stelde af en toe een vraag, maar hij raakte meer en meer onder de indruk van het bevlogen verhaal en de gedetailleerde, opengewerkte tekening van een zeilboot. Het ging om een open aluminium boot van vijfenhalve meter lang, gebouwd door de firma Verhoef in Aalsmeer. Aluminium was toen nog een materiaal dat in de watersport ongebruikelijk was en de jonge tekenaar vertelde dat Verhoef een serie op stapel had gezet voor eigen rekening en risico, maar dat er inmiddels opdrachten voor reddingboten waren binnengekomen, waardoor de jachtjes niet afgemaakt konden worden. De rompen waren nu voor een aantrekkelijk bedrag te koop en de jonge Das was een van de gelukkigen. Zijn tekening en het artikel werden in het blad geplaatst en er zouden nog veel bijdragen van zijn hand volgen.
Een jaar eerder hadden de 23-jarige Robbert Das en zijn eeneiïge tweelingbroer Rudolf voor internationale opschudding gezorgd met een publicatie in het Zwitserse tijdschrift Interavia. Daarin waren uitgewerkte tekeningen te zien van de Supermarine Swift, een nieuw Brits jachtvliegtuig. Er was nauwelijks iets over bekend, maar goed kijkend naar een foto ervan en gebruikmakend van hun uitgebreide kennis over vliegtuigen konden zij aan de klinknagels zien hoe de constructie van het aluminium toestel in elkaar stak. Er verschenen artikelen in Britse kranten waarin gesuggereerd werd dat hier spionage in het spel moest zijn. Er volgden vragen in het parlement en journalisten uit de hele wereld kwamen een kijkje nemen in de werkkamer van de vermeende spionnen in Haarlem, waar de broers geduldig uitlegden hoe de vork in de steel zat.
Flitsende start
Als jongens van een jaar of zeven tekenden ze al schepen en havens op rollen behang uit de meubelwinkel van vader Das. Robbert begon aan de ene kant van het papier, tweelingbroer Rudolf aan de andere kant. Volgens eigen zeggen kwamen ze altijd goed uit, in het midden. Tijdens hun middelbare school (HBS-B) verbaasden ze hun tekenleraar met virtuoos tekenwerk. Een opleiding tot piloot zat er daarna niet in wegens een kleine oogafwijking, dus volgde de technische school, waar ze al snel de brui aan gaven. Ook voelden ze niets voor een opleiding aan de kunstacademie, maar ze vestigden zich als technisch illustratoren en hun loopbaan kreeg een flitsende start, zeker na de grote publiciteit rond het spionage verhaal.
Hun kracht lag in een combinatie van technisch en ruimtelijk inzicht, fantasie, intuitie, en natuurlijk hun tekentalent. Grote opdrachtgevers zoals Fokker en Daf zorgden in de beginjaren voor veel werk, maar daarnaast specialiseerde Rudolf zich in architectuur en Robbert zich in scheepvaart, met de nadruk op de watersport. Naast tekeningen voor de Waterkampioen en publiciteitsdrukwerk voor jachtwerven maakte hij vanaf 1965 veel illustraties voor het Duitse blad die Yacht, waarvan hij vaste medewerker werd. De redactie stelde een team samen waarmee nieuwe zeiljachten werden getest. Robbert was er lid van en voer de eerste jaren tijdens veel tests mee. De testmethode was zeer grondig en de resultaten werden gepresenteerd in het blad op een manier die nog nooit was vertoond. De prestaties en de eigenschappen van het jacht werden in curven en diagrammen weergegeven en natuurlijk ontbrak een duidelijke, opengewerkte tekening van de boot door Robbert Das niet.