Denemarken en ook Noord-Duitsland vormden het vaargebied voor een specifiek soort houten viskotter, de hajkutter. Deze schepen kwamen vooral voor langs de Noordzeekust van Denemarken. Frits Loomeijer, kenner bij uitstek van de Deense kotters, schreef in SdZ 1989.4 en 5 uitgebreid over de geschiedenis van Deense kotters. Het ging in het eerste deel vooral over de kleine, lichtblauw geschilderde houten kottertjes met een steunzeiltje voor de snurrevaadvisserij. Die kotters hadden een aangehangen roer en het waren brede, ondiep stekende schepen. In het tweede deel kwamen de grotere hajkutters aan bod met hun bijna rechte voorsteven en over- hangende ‘schoener-’ of ‘motorkont’. Zij bleken, ook omdat ze geen bun hadden en veel slanker waren, sneller en beter wendbaar dan hun oudere voorgangers. Door die wendbaarheid waren ze ook in staat de snurrevaad zelf uit te zetten, zodat het niet meer vanuit de meegevoerde motorboot hoefde te gebeuren. Dat wekte de afgunst van de schippers van de oudere schepen, die om deze reden de scheldnaam ‘hajkutter’ (haaikotter) bedachten. Als we het hierbij afgebeelde lijnenplan van een hajkutter bekijken, zien we een slanke, diep stekende romp. Het is een ontwerp uit 1938, uitgegeven door het Deense ministerie van visserij voor een 19,5 m lang motorschip met steunzeilen. Deze kotters werden met twee masten uitgerust, maar er stond al wel een zware eencilinder diesel van circa 50 pk in te draaien. Men sprak toen van motorzeilschip.
Zeldzamer
Het is jammer dat dit soort grotere houten zeilschepen, zoals de Esther Jensen, zeldzamer worden in de zeilwereld. Het zijn vaak prach-tig gelijnde schepen en vooral de sfeer van al het hout prikkelt bij velen de verbeelding van lang vervlogen tijden. In welke haven je ook aanmeert met een houten zeilschip, je krijgt altijd volop belangstelling. Veel mensen zijn van mening dat je aan een houten schip meer onderhoud zou hebben dan aan een ijzeren of stalen schip. Echter, ook aan ijzeren en stalen schepen moet veel onderhoud gepleegd worden om te voorkomen dat roest en rot de overhand krijgen. En dat komt overeen met een houten schip: je moet het bijhouden. Als je het onderhoud goed plant en het ook uitvoert is er niets aan de hand en lopen de kosten niet hoger op dan met een stalen schip.