Op haar achttiende ging ze het huis uit: stralend en prachtig, klaar om de wereld rond te reizen de wereld rond te reizen en waar ze maar komen zou bewonderende blikken te oogsten. Natuurlijk waren er nog de nodige zorgen: was ze er wel klaar voor, had hij alles gedaan? Helemaal klaar is het uiteraard nooit, maar er komt nu eenmaal een punt dat je de zorgen moet laten varen. Dat je haar de sprong in het diepe moet laten wagen en accepteren dat langer uitstel geen zin meer heeft. Loslaten. Laten gaan. Dus reed op een stralende donderdagochtend in mei de dieplader voor die Laska naar de jachthaven van Lauwersoog zou brengen, waar ze nog diezelfde dag tewatergelaten zou worden. Een ligplaats aan de D-steiger was al besproken en het was daar dat een jonge platbodemzeiler haar enkele dagen later meteen zou opmerken. Een blinkend nieuw scherp jacht met mooie lijnen – een opvallende verschijning tussen het groeiend aantal verwaarloosde stukken polyester en staal. Nieuwsgierig naar de oorsprong van wat overduidelijk een klassiek jacht in perfecte staat was kwam ik naderbij om dit jacht goed te bekijken. De schipper bleek aan boord en zo kwam het dat ik Marten ontmoette, glimmend van trots, die me in een klein bijzinnetje doodleuk mededeelde dat hij dat hele prachtige schip geheel en al in zijn eentje had gebouwd én dat Laska net een paar dagen in het water lag.
Alles op zijn plaats
Het zou nog enkele maanden duren eer de perfectionist in Marten ermee kon leven dat ik een dagje zou meezeilen (en dan natuurlijk alle imperfecties van dichtbij zou zien), maar op een mooie winderige nazomerdag was het zover en stapte ik aan boord. De lucht was typisch Hollands (half blauw, half wit, half grijs) met een mooi gebroken zonnetje en er stond een stevige bries die Laska met de mij inmiddels al vertrouwde stoere steven stralend tegemoet trad. Dit was een schip dat wilde zeilen – en zeilen deed ze.