Laten we eerst eens kijken naar de genen van de Jetty. Die kreeg zij mee van scheepsbouwer Jan Francies de Klerk uit Kruispolderhaven, oftewel Paal aan de Westerschelde. Mei 1913 kon de Arnemuider visser Marinus van de Gruiter zijn hoogaars De Drie Gebroeders (naar de zonen van Marinus) in ontvangst nemen. Hij moest voor het ruim 14 m lange zeil- en visserijklare schip 2900,- gulden betalen.
De opdracht aan De Klerk was helder geweest: het moest de snelste hoogaars worden om als eerste bij de visgronden of terug bij de visafslag te zijn. De hoogaars krijgt het visserijnummer ARM 4, maar de thuishaven wordt niet Arnemuiden maar Vlissingen. De Drie Gebroeders blijkt inderdaad een snel schip. Zij laat de andere hoogaarzen gemakkelijk achter zich en staat erom bekend meestal als eerste het Oostgat af te kunnen vissen.
Op 17 februari 1915 probeert Marinus weer eens als eerste in Breskens te zijn om zijn handel kwijt te raken en in een poging een stukje af te snijden zeilt hij de Nolleplaat op. Mede door het afgaande tij is de snelheid hoog en het voorschip zuigt zich vast op de plaat. De hoogaars loopt vol water en de vier bemanningsleden kruipen in de mast. Gelukkig kan de hele bemanning van het schip worden gehaald dankzij de oplettende roeiers van de loodsdienst. Later sleept een tonnenlegger van het loodswezen de ARM 4 terug naar Vlissingen.
Door de uitgebroken Eerste Wereldoorlog is het voor de vissers inmiddels armoe wat de klok slaat. Hun garnalen kunnen niet geëxporteerd worden. Bovendien zijn die schaars geworden in de Westerschelde en kunnen ze die moeilijk buitengaats gaan halen vanwege alle mijnenvelden. Maar voor Marinus zullen de geldzorgen spoedig voorbij zijn als Leon Huybrechts ten tonele verschijnt.
Jetty wordt een jacht
Leon Huybrechts is een Belgische topzeiler die in 1908 zilver had gehaald op de Olympische Spelen van Londen. Gevlucht voor de oorlog woont hij met zijn gezin op de blazer Mephisto in de haven van Vlissingen. Het verhaal gaat dat Marinus van de Gruiter en Leon Huybrechts elkaar treffen aan het einde van de zomer van 1917, in café De Witte Ballons van Rode Marie in Vlissingen. De visserman heeft de zeilkampioen bekend dat het maar moeilijk is om rond te komen van de visserij.
Een aantal maanden later staat Leon Marinus op te wachten als die terugkeert van een dag vissen. Of Marinus die avond naar De Witte Ballons wil komen om een kennis van Leon te ontmoeten. Daar blijkt Hendrik Cornelis van der Lely te wachten, directeur en eigenaar van een touwfabriek in Rotterdam. Of Marinus zijn hoogaars niet wil verkopen? Het bod is fenomenaal: 6000 gulden. Marinus stemt in, al krijgt hij later spijt, maar omdat andere vissers getuige waren van zijn acceptatie moet hij toch instemmen met de overdracht.
