Zeilen staat centraal tijdens de week van Morbihan, in kleine bootjes, met grote schepen en alles daartussenin. Het aantal bootjes is duidelijk in de meerderheid en actief zeilen met al deze scheepjes tegelijk levert prachtige plaatjes op. Ook dankzij de zes tjotters die dit keer meevoeren in het flottielje van open kleine traditionele zeilboten. Voor de Fransen zorgen die platte houten vaartuigen met zijzwaarden voor een exotisch tintje op de dertiende La Semaine du Golfe. Maar helemaal onbekend zijn de tjotters niet in Bretagne: twaalf jaar geleden was Nederland ‘gastland’ en reisde er een hele vloot van de Stichting Friese Tjottervloot (SFT) over de weg naar de Bretonse zuidkust. Ook dit jaar vertrekt er een vrachtwagen vanuit Heeg, de thuishaven van de tjotters van de SFT.
De dag van vertrek eindigt al in een avontuur op zich. Ottenhome Heeg verzorgt de ruim duizend kilometer lange reis naar Port Blanc in Zuid-Bretagne en bij Avranches, tweehonderd kilometer voor de eindbestemming, breekt plotseling de as van de vrachtauto. Na veel overleg, telefoontjes en hulp van degenen die al op de camping in Port Blanc staan, kan er een vervangende vrachtwagen worden geregeld waar de tjotters de volgende dag op worden overgeladen. Een dag later dan gepland liggen ze gelukkig allemaal te water. Twee tjotters zijn in particulier bezit, de Amalia van Maarten Vermeulen en het Wearlamke van Kees Vlaanderen. Die zijn wel op tijd en onder veel belangstelling tuigen Kees en ik de tjotter op.
Wind en golven
De intocht van alle schepen slaan we gade vanaf de kademuur bij Port Blanc en daar stromen de schepen, soms zijwaarts, met hoge snelheid voorbij. Het is duidelijk, hier regeren de elementen! De sterke stroming moet je respecteren, er tegenin varen is gewoonweg onbegonnen werk. Het is nat en winderig de eerste dagen. Buien en miezerregen wisselen elkaar af en de ste- vige windkracht 4 tot 6 dreigt roet in de vaartochten te gooien. Gedurende de week heeft de organisatie per flottielje tochten gepland en onze eerste tocht voert van Port Blanc naar de oostkant van het eiland Île d’Arz en terug. De eerste dag is de kentering rond twee uur ’s middags en per dag schuift die ongeveer een uur op. Met de stroom mee en een bakstagbries stuiven we over steeds woeliger baren langs de westkust van Île d’Arz. Bij het zuidelijkste puntje moeten we gijpen en de golven zijn hier bijna te hoog voor de tjotters. Sommige strijken een zeil, want vlak voor de eerste tjotter ligt een omgeslagen bootje. Alle tjotters blijven gelukkig rechtop en leggen bij het eiland aan moorings aan, de kleine schepen varen het strand op. Meteen is duidelijk dat er zeker duizend schepen meedoen en een veelvoud aan bemanningsleden.
