Als mijn ogen wat gewend zijn aan het donker zie ik rechts in de hoek een totaal onttakelde botter liggen: de BU130, alias Trui, van studentenvereniging “De Bolk” uit Delft. Op en om het kale schip is een groepje jongeren ijverig aan het werk. Hier is niets van die snikhete zomerdag te merken. Hier wordt keihard gebuffeld. Niet alleen het voordek is uit de botter gesloopt, maar ook de boordrand, de zetboorden, de schildboorden, de voorbolders, de binnenboorden, het krophout… Dit ziet eruit als een hele serieuze restauratie. Een verzameling dikke eikenhouten planken en balken ligt om het schip heen. Aan een gigantisch lange balk is een jongen aan het schaven. Op een andere, nog ongekante plank ligt een opengeslagen, beduimelde versie van De bouwgeschiedenis van de botter, van Peter Dorleijn.
‘Hoi, dat is onze Botterbijbel,’ klinkt het vrolijk. Naast me staat een lange, donkere krullenbol in stoere werkkleren en knalgele geluiddempers op haar hoofd. Het is Isabel van der Leijé. Net klaar met haar bachelor Civiele Techniek, en voorzitter van de stichting tot behoud van de BU130. ‘Die bijbel gebruiken we iedere dag. We zijn nu met bladzijde 90 bezig!’ Dit bijzondere tafereel roept bij mij een hoop vragen op: Wat moeten studenten in vredesnaam met zo’n eeuwenoude botter? Waarom werken ze midden in de zomer, terwijl iedereen aan het varen is? Hoe komen ze aan het geld voor de restauratie? Vanwaar die liefde voor oud hout? Buiten, in de schaduw (waar het kwik nog ruim boven de 30 graden ligt) vertelt een aantal van deze noeste werkers wat hen bezielt.
‘De Bolk heeft Trui in de jaren zestig gekocht,’ vertelt Isabel van der Leijé. ‘Dat deden wel meer studentenverenigingen in die tijd, want die botters kostten toen geen drol. Ze werden niet meer gebruikt, en waren niks meer waard, behalve brandhout. Dus werd er een paar seizoenen met zo’n oude schuit gezeild, en als ze te slecht werden, lieten ze die gewoon afzinken of werden ze in de fik gestoken. Want ze hadden geen zin in dat onderhoud. In tegenstelling tot andere studentenverenigingen bedachten de Bolkers dat het eigenlijk wel leuk zou zijn om Trui te restaureren en in de vaart te houden. Het had er wellicht deels mee te maken dat we Delftse, dus technische studenten zijn, maar je moet ook wel een beetje gestoord zijn om aan zo’n boot te blijven werken. En het te blíjven willen doen, en te blíjven willen varen, en ook te willen doorgeven aan de volgende generatie. Erfgoed is gewoon belangrijk, dat moet gewoon bewaard blijven!’
72 Uur niet op die puts
‘Hoe ben jij eigenlijk op de Trui terechtgekomen?’ vraag ik aan Isabel. ‘Tijdens de Ontvangstweek in Delft (de Owee) was er een markt met allemaal kraampjes van studentenverenigingen. “De Bolk” had zo’n poster met een boot waarop stond “Kom Zeilen!” En ik dacht: dat is echt een heel tof schip, dit wil ik! Dus toen ben ik lid geworden. Dat was vijf jaar geleden. In het begin was dat zeilen op zo’n loeizware boot een beetje onwennig, maar ik vond het helemaal geweldig. Ik ben toen al snel maat in opleiding geworden, en sinds september 2021 ben ik SiO: schipper in opleiding.
Wat ik leuk vind aan zeilen met Trui is dat je totaal weg bent uit ’t normale leven. Als je zo’n weekend aan boord stapt, dan waan je je – minus de zeilpakken – gewoon weer honderd jaar terug in de tijd. We gebruiken geen moderne navigatie; we hebben een kaart en een kompas. Het is voor ons een sport om zo oorspronkelijk mogelijk te varen. We hebben bijvoorbeeld ook geen toilet aan boord. Wel een puts. Sommige mensen hebben daar moeite mee, die houden ’t met liefde 72 uur vol om maar niet op die puts te hoeven, haha!’