Tijdens de oorlog werd al snel duidelijk dat de bezetters weinig respect hadden voor persoonlijk eigendom. Alles wat bruikbaar was voor de oorlogsvoering werd zonder pardon in beslag genomen, ook plezierjachten waren niet veilig. Een belangrijk deel van de gevorderde schepen werd naar Duitsland overgebracht. Na de oorlog zijn bij het Bureau voor Watertoerisme ruim 1300 aangiftes gedaan van vermiste schepen. In 1948 wordt in de Waterkampioen het aantal teruggevonden schepen in Nederland en Duitsland samen op ongeveer driehonderd geschat.
Watersport tijdens de oorlog
Al direct na de bezetting mocht er geen brandstof meer worden gebruikt voor de pleziervaart. Motorbootvaren was dus onmogelijk. In mei 1941 publiceerde de Waterkampioen onder de kop ‘Het is verboden’ een lijst met beperkingen, met als meest in het oog springende een kaart met Verboden Vaargebieden. De Waterkampioen gaf een toelichting: ‘Geen Sneekweek dus en geen wedstrijden op al die andere gezellige Friesche wateren. ’t Is wel een zak vol ellende die over onze onschuldige hoofden wordt leeggestort’. Toch kon de Sneekweek in 1941 gewoon doorgaan. In een verslag staat: ‘De wedstrijden waren even fraai, spannend en druk als in andere jaren en hardzeildag 1941 deed niet onder voor zijn voorgangers.’
De Kaagweek van 1942 kende zelfs een overweldigend aantal inschrijvingen. Maar ’s nachts aan boord verblijven was inmiddels verboden. Om de sfeer te tekenen: op Jaarboeken en zilveren bekers van de KNZ&RV mocht het woord ‘Koninklijke’ niet meer staan en bij de wedstrijden van Hollandia in juni 1943 waren de prijzen zelfs van karton. Door de beperkingen, de meldingsplicht van mannen en de razzia’s kwam de zeilsport vrijwel stil te liggen. Op 19 juni 1943 verscheen de voorlopig laatste Waterkampioen wegens ‘papierschaarste’, maar toch waren er ook in 1944 nog zeilwedstrijden.
Verstoppen
Toen de ‘moffen’ verder gingen met het in beslag nemen van plezierjachten begonnen eigenaren hun schip te verstoppen, te camoufleren of onaantrekkelijk te maken. De meest rigoureuze oplossing was het afzinken van het schip. Enkele voorbeelden van leden van de KNZ&RV: De 17 meter lange Yawl Tromp II van de gebroeders Dudok van Heel dook letterlijk onder om ‘het schip te behoeden voor de schande van een Duitse schipper en dito vlag’. Op de foto zien we het gezonken schip in mei 1940 in de binnenhaven Vollerswaal in Hoorn.
Clublid Eekels liet zijn motorboot Mona Lisa zwart schilderen. Afgemeerd in een ongebruikt haventje kwam zijn schip heelhuids uit de oorlog. Zijn Draak werd in mei 1944 echter wel gevorderd door de Duitsers en naar de Plönsee nabij Kiel gesleept. Daar werd de Draak onder vuur genomen door een Engelse Spitfire. Piet Schoen heeft in 1944 zijn schip geheel gecamoufleerd en zonder mast verstopt in een sloot achter een palingrokerij in Akersloot.1