Acht van de veertien skûtsjes die op 26 juli aan de start verschijnen werden ooit gebouwd op de werf van de gebroeders Roorda in Drachten. In de afgelopen 80 jaar werd tweederde van de kampioenschappen gewonnen door een bemanning met zo’n zogeheten Piipster skûtsje. De scheepswerf van de gebroeders Bauke, Wouter en Tjeerd Roorda lag aan de Compagnonsvaart vlakbij de Pijpburg. Drachtsters noemden de brug kortweg de Piip en de skûtsjes van Roorda daarmee Piipsters.
Bauke Roorda was de werfbaas en hij ontwikkelde het snelle Piipster skûtsje. Als negenjarig jongetje werd Bauke in 1887 door zijn vader, Berend Roorda, meegenomen naar de Drachster werf van Pyter Haikes van der Werff, waar Berend als scheepstimmerknecht werkte. Bauke leerde daar het vak, maar stapte tien jaar later over naar de werf van Eeltje Holtrop van der Zee in Joure.
Hij kon daar meer verdienen en leerde op deze werf de kunst van snelle schepen bouwen. De grootvader van Eeltje Holtrop van der Zee, Eeltje Taedzes Holtrop, had in het begin van de negentiende eeuw ronde jachten gebouwd naar de ideeën van scheepsontwerper Folkert van Loon. Van Loon was een ontwerppionier en nam de snoek als uitgangspunt voor het creëren van een onderwaterschip met zo weinig mogelijk weerstand. Zijn hoofddoel was een schip ‘met de minst mogelijke tegenstand, zowel aan de lucht als aan het water.’
In de praktijk betekende dat een schip dat met de kop een kuil maakt in het water waarna een ‘geveegde kont’ het water makkelijk loslaat. Het onderwaterschip aan de achterkant was daarnaast gepiekt. De geest van Van Loon was blijven hangen op de werf van Eeltje Holtrop van der Zee en Bauke Roorda leerde er houten ronde jachten bouwen in de lijn van Van Loon.
Vracht en snelheid
In zijn jaren bij Holtrop Van der Zee was de vader van Bauke zijn eigen scheepswerf begonnen aan de Compagnonsvaart. Bauke ging na Holtrop Van der Zee in de leer bij ijzerwerven, omdat hij zag dat ijzer hout aan het verdringen was. Bauke Roorda paste zijn kennis van scheepsvormen en werken met ijzer toe op de werf van zijn vader waar hij in 1905 aan de slag ging. Ook zijn broers werkten daar en uit de hellingboeken blijkt dat op de Piipsterwerf tussen 1906 en 1925 door de gebroeders Roorda 42 ijzeren schepen zijn gebouwd. Schepen moesten veel vracht kunnen vervoeren, maar Bauke vond snelheid net zo belangrijk. De geveegde kont met meer vlaktilling, het gepiekte achterschip onderwater en de rondere kimmen, zorgden voor meer snelheid én maakten deze schepen makkelijker te bomen en te jagen. Ook minder gangen, dunner plaatwerk, minder spanten en minder klinknagels maakten deze skûtsjes lichter en sneller. De gebroeders Roorda bouwden in hoog tempo hun schepen, die goedkoper waren dan andere.
Het nadeel van meer vlaktilling was een kleinere roef, wat schippersvrouwen minder konden waarderen. Piipster skûtsjes waren wel minder stevig dan skûtsjes van concurrerende werven zoals Van der Werff aan het Buitenstvallaat in Drachten. Kon je het je veroorloven, dan kocht een schipper toch liever een zwaarder, dieper en steviger skûtsje van Van der Werff. Maar om voetbalfilosoof Cruyff te parafraseren: Ieder nadeel heb z’n voordeel. Want die goedkope, lichte Piipsters hebben in het wedstrijdveld natuurlijk wel een voorsprong.
