Een houten jukung begint bij de juiste boom. Hoewel: eigenlijk begint het bij de juiste contacten om die boom te vinden en te onderhandelen over de koop ervan. Want het bouwen van een traditionele Balinese jukung is geen alledaagse kwestie meer nu de vissers hun vlerkprauwen van polyester laten maken. Een houten exemplaar behoort nu tot de uitzonderingen en wanneer de opdrachtgever een ‘Belanda’ is, is dat een zeldzaamheid.
Hans Sluiman woont lang genoeg op Bali om de juiste contacten te hebben. Bij de bouw van zijn eerste jukung in 1993 leerde hij Pak Pica kennen in het kalme dorp dat Padang Bai toen was. Het is niet meer dan logisch hem opnieuw te betrekken bij de bouw van de nieuwe jukung. Pak Pica heeft familie in de bergen, een gebied waar de snelgroeiende Belalu bomen staan. Het hout ervan is zacht en daarmee geschikt voor het maken van de vlerkprauw; omdat de romp uit één stuk bestaat en constant in beweging is, mag het hout niet stug zijn opdat het niet breekt. Een tweede voordeel is het relatieve gemak waarmee het zich laat bewerken. Geen luxe, want het maken van een jukung is voornamelijk handwerk.
De boom waarnaar gezocht wordt, is een hoog exemplaar. Omdat Hans lange tochten wil varen met de jukung, moet er genoeg ruimte zijn voor alle reisbenodigdheden. Hierdoor zal de romp de maximale maat krijgen. De vorm van de boom is belangrijk. Als er genoeg stam overblijft, kan er nog een tweede, kleinere romp uit worden gezaagd. Bij de boom die ze uitkiezen is dat het geval. De Belalu is zo’n 25 meter hoog met een doorsnee van anderhalve meter; genoeg hout voor een grote en een kleine romp.
Nu de boom gekozen is, volgt de onderhandeling met de eigenaar. Het duurt een week voordat de prijs overeengekomen wordt. Lange dagen waarin gepraat en gelachen wordt. En gedronken. Arak en tuak zijn een belangrijk smeermiddel in het onderhandelingstraject. Na zeven dagen is het zover: vijfhonderd euro, dat is de prijs waar beide partijen genoegen mee nemen.
Kappen en offeren
De Balinese jukung die Hans laat bouwen is een vlerkprauw, ook wel uitleggerkano genoemd. De romp bestaat uit één stuk, twee losse armen houden de bamboe drijvers vast. Je komt ze in heel Indonesië tegen, afhankelijk van het gebied waar gevaren wordt, met één of twee drijvers. Wat de Balinese jukung speciaal maakt, is de kop. Die lijkt op die van de marlijn, maar is gebaseerd op de kop van de olifantsvis. Die vis is het vervoermiddel van Varuna, de Hindoe godheid van de oeroceaan. De Balinese vissers geloven dat de kwade geesten in zee leven, daarom hebben de koppen van hun jukungs grote ogen die het gevaar tijdig opmerken. Maar de moderne tijd en het praktisch gemak hebben het geloof ingehaald. Toen de Balinezen zo’n twintig jaar geleden met netten gingen vissen, bleek de uítstekende kop zó onhandig, dat die er af gehaald werd. De moderne jukungs hebben vrijwel allemaal een simpele kop en zijn zoals gezegd van polyester. Om een houten exemplaar te laten bouwen, compleet met vissenkop, is het zaak een traditionele botenbouwer te vinden, met de kennis van weleer.