Natuurlijk kennen ze elkaars schepen maar al te goed, de vrijwilligers van de skûtsjes Æbelina en De Rot. Maar samen varen, nee dat hadden ze nog nooit gedaan. De Rot is het oudste skûtsje van ijzer dat nog vaart, de Æbelina het enige van hout. Misschien ligt het nog steeds gevoelig: de bouw van het eerste ijzeren schip voor Friesland luidde een nieuwe periode in, een tijd waarin geen plaats meer was voor houten skûtsjes. Hoe kunnen ze dan toch samen op de foto staan?
Voordat we het daarover hebben, eerst een opmerking vooraf. We wilden de twee schepen heel graag bij elkaar brengen, maar het kostte aardig wat moeite om een ontmoeting te arrangeren tussen deze twee imposante schepen uit de Friese historie. Zo lag De Rot deze zomer op het droge. Niet voor een werfbeurt, maar op het dorpsplein van Rottevalle (gelegen net ten noordoosten van Drachten – red.). Het scheepje, de lengte is net geen 12 m, was de hoofdrolspeler in het openluchtspel Izer, een toneelstuk over z’n eigen historie.
Gehaat-geliefd
Aan de koffietafel in het Skûtsjemuseum vertelt Joke van der Zwaag, bestuurslid PR van de stichting Freonen Fan De Rot (Vrienden van de Rot) over die bijzondere productie: ‘We hebben het ‘iepenloftspul’ zes keer opgevoerd en het was zes keer uitverkocht! Het stuk vertelt het levensverhaal van het schip; hoe het werd gebouwd in opdracht van twee kasteleins uit Rottevalle. Herberg “Het Wapen van Smallingerland” is nog altijd sponsor van het schip.’
In 1887 klinken Jacob Jans en Wolter Mulder van werf “De Koningspoort” in het Groningse Vierverlaten de spanten en de huidplaten aan elkaar. Joke: ‘Dit ijzeren roefschip moest twee houten voorgangers gaan vervangen op de vaste dienstregeling van Rottevalle naar Leeuwarden. Maar de bevolking van Rottevalle is allerminst te spreken over dit ‘lelijke’ schip. ‘Hout driuwt, izer sinkt’, zegt men in het dorp. Hout drijft, ijzer zinkt. Maar De Rot laat zien dat ijzer niet zinkt. Het schip drijft na 137 jaar nog steeds.’
Terug naar Rottevalle
Voorzitter Koop Hoekstra van de stichting schetst in grote lijnen de verdere geschiedenis van De Rot: ‘Nadat de tijd van de beurtveren definitief voorbij is, komt het schip in Spaarndam terecht als woonschip. De gemeente verbiedt later het wonen op dit soort scheepjes, maar gelukkig herkennen Ruud en Jannie de Haan de bijzondere romp. Zij brengen het schip weer terug in min of meer originele staat, hoewel de roef omwille van stahoogte twee spanten naar voren wordt geschoven en wat wordt verhoogd. Nadat Ruud en Jannie er zelf veel mee hebben gevaren is het hun wens dat De Rot weer in Rottevalle terechtkomt, wat in 2011 ook gebeurt.’
Joke vult aan: ‘En wat dacht je, dat ze in Rottevalle blij waren dat het schip weer in het haventje zou komen te liggen?’ Ze lacht: ‘Nee hoor… “Wat moet dat oude ding hier?” klinkt het. Opnieuw moet het dorp wennen aan De Rot.’ Maar al snel blijkt dat het skûtsje dagjesmensen naar het dorp trekt. De rondvaarten zijn populair. Joke: ‘De beste manier van promotie is gewoon aan boord gaan zitten en praatjes maken met iedereen die langskomt. En nu is het weer ‘ús Rot’, onze Rot.’