‘Land in zicht!’, roep ik door het dolle heen. Ik heb er schoon genoeg van. Bijna een volle maand op zee, de langste oversteek tot nu toe. Ik moet toegeven, het was een onvergetelijke tocht, met zo’n beetje alle omstandigheden die je kunt hebben, van mooi zeilweer met een steady bakstag wind en een gemiddelde snelheid van 7,5 knoop, tot heftige squalls (buien) met windstoten en onweer. Eindeloos veel verse vis vangen, een kind dat kampeert op het voordek met een tentje en een rugzak vol Donald Duckjes en versnaperingen, tot een bijna-aanvaring.
Midden in een bui, zie ik op de AIS een Chinees vissersschip recht voor ons heen en weer slingeren als een dronken zeeman. Ik roep ze op op VHF-kanaal 16. Eerst geen reactie, dan na vier keer roepen: ‘No English!’ Ik voel me steeds gestresster worden en besluit de zeilen te laten zakken, de motor te starten en Marco wakker te maken, en dat allemaal bij een windsnelheid van 40 knopen, bijna geen zicht en een schip op minder dan twee mijl dat maar op ons af blijft koersen. Onder zeil kunnen we, vanwege de ra’s, niet meer dan 20 graden van koers veranderen. Normaliter is dat prima. Maar het visserschip verlegt continue zijn koers. Om knettergek van te worden. Marco gooit het roer helemaal om, daarna wachten we de bui af, na de bui zetten we de zeilen weer en vervolgen onze koers. Gelukkig ligt dat stressmoment alweer ver achter ons en komt het land steeds dichterbij, ik kan af en toe al een vleugje aarde ruiken! Ik kan niet wachten om weer vaste grond onder mijn voeten te voelen. Het duurt echter nog uren voordat we er zijn. Het zijn lange uren, maar wat ons te wachten staat, is het wachten dubbel en dwars waard.
Ankergrond
Het hoofdeiland van Gambier heet Mangareva, het is groen, groener, groenst met scherpe bergpieken en steile afgronden, omringd door azuurblauw water in allerlei verschillende kleurschakeringen. In de verte, langs de rand van het atol, liggen kleine eilandjes van wit zand, begroeid met palmbomen. ‘Dit is het mooiste wat ik tot nu toe ooit heb gezien’, zegt Marco. Hij heeft gelijk, nooit eerder zag ik zulk overweldigend natuurschoon. Het is een mix van tropische palmen, wit zand, bloemen, fruitbomen, met hoger gelegen dennenbomen en steile rotswanden. Aan de voet van de vulkanische berg ligt het dorpje Rikitea. Maar we zijn er nog niet, het laatste stukje is op de bijna-aanvaring-na het spannendst van de hele maand zeilen. We moeten namelijk door het rif navigeren, dan tussen de twee eilanden Mangareva en Taravai doorvaren en vervolgens in de lagune door een geul varen om in het ankergebied te komen.
Ik sta op de boegspriet en kijk in het azuur- blauwe, heldere water. We durven niet blind op de kaarten van Open CPN te varen, zelfs niet met de gedownloade kaarten van Google Earth ernaast op de tablet. ‘Hoe diep is het hier?’, roep ik naar Marco op het stuurdek. ‘Tien meter’, roept hij terug.