Geef of neem een proefabonnement

Erfgoedtopper EB 39

Aan boord van de bons van Elburg

Dit artikel is gepubliceerd in

<\/span>
Er was een tijd dat er meer bonzen dan botters in de haven van Elburg lagen. Maar dat beeld begon te kantelen rond 1910, want met een botter had je toch net wat meer schip onder je kont. Nu is er nog maar een grote bons over en dat is de EB 39, met recht een erfgoedtopper.

De Eerste Wereldoorlog moest nog beginnen toen Hannes Broekhuizen aan scheepstimmerman Schepman in Kampen de opdracht gaf een bons te bouwen. In 1913 mocht Broekhuizen 1425 gulden afrekenen voor zijn nieuwe schip. Dat was inclusief rondhouten en ‘smidswerk’. Het schip wordt in het visserijregister ingeschreven onder EB 39. Volgens datzelfde register viste Hannes met netten, kubben en kuil op haring en spiering.
Na een jaar of tien houdt Hannes het vissen voor gezien en vertrekt hij in 1924 naar Emmen waar hij een groentenhandel begint. De EB 39 wordt een nog paar keer gebruikt om kool uit het Westfriese Broekerhaven te halen. Daarna wordt het schip verkocht en de nieuwe eigenaar, Wijnand Westerink, laat de EB 39 in 1937 motoriseren met een A-Ford motor waarvoor hij 240 gulden krediet krijgt in het kader van de Zuiderzeesteunwet. Westerink blijft vissen tot 1957.

Geen schokker
Wie door zijn oogharen een bons voorbij ziet varen denkt misschien dat hij of zij te maken heeft met een schokker, dankzij die omhoogpriemende stevenbalk met snoes waarin het anker wordt geborgen. Maar een bons is toch echt geen schokker, zo verduidelijkt Henk Hulst aan boord van de EB 39. Weliswaar is het platte deel van het vlak ook smal zoals bij een schokker, maar het loopt daarna breed uit. Wie foto’s van het onderwaterschip ziet krijgt de indruk van een soort schotelvorm. ‘En daarom vaart een bons dus veel lastiger dan bijvoorbeeld een botter,’ meent Hulst. ‘De bons waait veel sneller weg, want hij steekt zo maar 20 tot 30 centimeter minder diep.’
Omdat je te maken hebt met een veel “platter” schip, met een meer vierkante kop, zeilt-ie in een beetje zeegang ook minder aangenaam. ‘We hebben met de EB 39 drie keer meegedaan aan de Visserijdagen in Workum en dan klapte het schip flink op de golven bij veel wind.’ Daar komt bij dat je als bemanning veel minder ruimte hebt in het kot onder het voordek, dat is echt behelpen. ‘Kortom, je hebt met een botter gewoon meer schip’, aldus Hulst en dat is wellicht de reden waarom ze in de jaren vijftig grotendeels verdwenen waren.
Ook voor de EB 39 lijkt in 1957 dan toch definitief het doek te vallen, nadat er na de oorlog nog een aantal keer geld in is gestoken bij Scheepswerf Balk in Elburg. Voor 1750 gulden wordt het schip verkocht aan K. Vlaanderen die het voor de pleziervaart wil gebruiken. Hij geeft de EB 39 de naam Jonge Pieter. Twee jaar later, in 1959 wordt deJonge Pieter alweer doorverkocht aan dhr. Olie die ook eigenaar was van de voormalige EB 35, een veel kleinere bons uit de Elburger vloot. Deze bons, die altijd zonder motor gevist heeft, stond bekend als een snel, wendbaar scheepje.
In Elburg was de bons geliefd: in 1910 bestond de Elburger vissersvloot uit 64 schepen. Naast 17 punters, 18 botters en 10 pluten lagen er nog 19 bonzen in de haven. De botter was wel in opkomst, want in 1890 kende Elburg nog slechts 12 botters en wel 24 bonzen.

Benieuwd naar de rest van het verhaal?

Spiegel der Zeilvaart 02/2022

Spiegel der Zeilvaart 02/2022

Bestel en lees verder ›