Nadat Marian twintig jaar in Azië en voornamelijk Australië heeft gewerkt en gewoond, gaat
zij na terugkomst in Nederland op een Friese tjalk uit 1901 wonen. Het is een serieus projectschip, dus moet er getimmerd worden. Marian had echter weinig kluservaring, dus dat is een uitdaging. Om die uitdaging aan te gaan volgt ze de zaterdagcursus op het Hout- en Meubilerings College (HMC) in Amsterdam. Ze krijgt de smaak te pakken en om een carrièreswitch te kunnen maken naar het hout, volgt ze daarna een opleiding van een jaar bij het Ambachtelijk Botenbouw Centrum (ABC) in Amersfoort. Ze leert in dat jaar alle mogelijke houtverbindingen maken en het werken met machines en handgereedschap. Zo doet zij veel kennis en ervaring op. Als examenstuk maakte ze een replica van een rookfauteuil en daarna voor haar tjalk een grote koekoek van teakhout. Daar ging echter heel wat denk-, teken- en overlegwerk in zitten, buiten de uren waarin het hout werd gezaagd, geschaafd, gefreesd, gelijmd en gelakt.
Koekoek
In de goedgevulde boekenkast van het ABC vond ze voor het maken van een koekoek het boekje Constructieleer scheepsbeschieter, geschreven door P.J. Stam in 1950. Daarin vond ze een gedetailleerde tekening. Om echter een mooie koekoek in de juiste verhoudingen te kunnen maken, maakte ze er eerst een van karton. Die ‘doos’ werd op het achterdek geplaatst om te zien hoe dat stond. Dus niet! Te pompeus, lelijk en niet in verhouding. Er werd weer geknipt en geplakt en uiteindelijk kwam ze op een verhouding die klopte. Voor de zekerheid maakte ze van plaatmateriaal nog een mock-up om te zien hoe die stond. Daarna maakte ze een gedetailleerde tekening op het tekenbord van het ABC. Aan de hand van deze tekening kon, heel scherp, de benodigde partij mooi teakhout worden ingekocht bij Rubens Fijnhout in Soest en kon er begonnen worden met het maken van de verschillende onderdelen van de koekoek.