De Griekse triremes, de beroemde ‘houten muur’ tegen de Perzische invasie, kent iedereen. De Romeinse galeien met valbrug, die van de zeeslag bij Kaap Ecnomus een veldslag maakten, zijn ook redelijk bekend. Net als de ronde haven van aartsvijand Carthago, en dan nog wat platte schuiten uit de modder van de derde-eeuwse Lage Landen, zoals te vinden in het museum in Utrecht. Maar daarna? Daarna is het een paar eeuwen wachten tot de komst van de drakenschepen van de Vikingen, de Koggen van de Hanze en alles wat daarna kwam. Of toch niet?
Voor het moment waarop de tekeningen van Robbert Das op mijn bureautafel ploften en ik mij ging verdiepen in de Byzantijnse maritieme historie wist ik hoegenaamd niets van dit hoofdstuk in de maritieme wereldgeschie- denis. Maar nu begrijp ik dat Byzantium het hiaat tussen Romeinen en Vikingen mooi opvult en ik kan u verzekeren dat de tekeningen van Das naar alle waarschijnlijkheid een goede impressie geven van hoe die vracht- vaarders er destijds uit hebben gezien.
Kapitein Giorgios
Veruit de belangrijkste bron voor deze levendige illustraties is het wrak dat in de jaren zestig werd ontdekt bij het eiland Yassi Ada, nabij Bodrum. Dit kleine rotseiland is van oudsher berucht bij zeelui vanwege de harde wind die er kan waaien. Bovendien ligt er een paar honderd meter voor de westkust ook nog eens een verraderlijk rif. Vele schepen zijn er in de loop der eeuwen vergaan, en het was in dit archeologisch paradijs dat men het zeven- de-eeuwse wrak van kapitein Giorgios’ schip vond, met een lading van bijna duizend(!) amforen. Behalve de lading was ook de romp erg goed bewaard gebleven, in het bijzonder het achterschip met daarin de kombuis.
In het museum in Bodrum staat een replica van dit deel van de Yassi Ada, zoals het schip postuum werd herdoopt, met alles erop en eraan, want ook de potten, pannen en het grilrooster lagen nog op hun plek, evenals de mand met verse mosselen die het volgende maal zouden vormen voor Giorgios en zijn bemanning. Ironisch genoeg belandden de mosselen die noodlottige dag pardoes terug in hun element, terwijl het maar de vraag is of de Byzantijnse bemanning na de schipbreuk het vege lijf wist te redden.
De hoofdarcheoloog van de door de beroemde George Bass (1932-2021) geleide expeditie, Frederick van Doorninck, moest het nodige giswerk verrichten wat betreft het minder goed bewaarde voorschip, maar uiteindelijk kwam er toch een model tot stand. Dat is nu eveneens te zien in het museum van Bodrum. Men ging er destijds (en nog steeds) vanuit dat de schepen relatief goedkoop en snel werden gebouwd en dat ze vooral werden gebruikt door zelfstandige handelsvaarders die zowel kapitein, koopman als reder waren.